fbpx

Scans en foto’s

Wanneer we pijn hebben, willen we graag weten wat het is. Bij acute pijn is dit over het algemeen redelijk duidelijk. Maar wanneer de pijn aanhoud, is die duidelijkheid vaak weg. Er wordt dan meestal een ‘zoektocht’ ingesteld om de mogelijke oorzaak te achterhalen, wanneer dit in de acute fase niet is gedaan. Die zoektocht is, tot op zekere hoogte belangrijk, maar kent ook nadelen en kanttekeningen. Want alles maar onderzoeken heeft meestal geen meerwaarde. In deze blog ga ik specifieker in op het onderdeel ‘beeldvorming’. Hiermee bedoel ik echo’s, scans en foto’s.

Elke vorm van beeldvorming heeft zo zijn eigen sterkte en zwakte punten. Hieronder een uiteenzetting per beeldvorming, die geenszins compleet is want dan wordt het een blog per onderdeel!

Röntgen

Röntgen werd eind 19de eeuw ontdekt door, jawel, Wilhelm Röntgen en werd zo onze eerste beeldvorming om in het menselijk lichaam te kijken. Röntgen is vooral geschikt voor het in kaart brengen van de botten, voor evt. botbreuken of artrose, maar wordt ook gebruikt om bijvoorbeeld de longen, het hart of de organen in de buik te bekijken. Dit gebeurt door middel van straling en afhankelijk van het weefsel wordt de straling meer of minder doorgelaten waardoor een 2-dimensionaal beeld ontstaat, een foto. De straling is dermate gering dat dit geen schade voor de gezondheid oplevert.

Echografie

Echografie wordt ook al zo’n 100 jaar gebruikt en is denk ik het meest bekend bij zwangerschappen. Echter werkt echo ook erg goed om spieren, pezen en organen in kaart te brengen. Dit gebeurt door middel van geluidsgolven. Elke weefsel weerkaatst de golven meer of minder terug waardoor een beeld ontstaat. De golven gaan bijvoorbeeld goed door vloeistoffen maar worden weerkaatst door bot. Je kunt dan ook met een echo niet ‘in’ het bot kijken. Ook hier wordt een 2-dimensionaal beeld gemaakt.

MRI

MRI staat voor Magnetic Resonance Imaging, de methodiek werd ontdekt net na de Tweede Wereld Oorlog en gebruikt als beeldvorming voor weefsels in de jaren 70 . Bij een MRI lig je in een buis en wordt er gebruik gemaakt van magnetische velden om jouw lichaam in kaart te brengen. Ook hier is sprake van een 2-dimensionaal beeld, echter worden er een heleboel ‘plakjes’ van je gemaakt waardoor een 3-dimensionaal beeld ontstaat. Een MRI wordt vooral gebruikt om de hersenen, gewrichten, wervelkolom en organen in beeld te krijgen. Een MRI is weer wat nauwkeuriger dan bijvoorbeeld een echo.

CT-scan

CT staat voor Computer Tomografie en bestaat ook sinds de jaren 70. Een CT-scan maakt gebruik va straling en, net als bij de MRI, worden er ‘plakjes’ gemaakt die worden samengevoegd tot een 3-dimensionaal beeld. Het is zeer geschikt voor de botten, maar ook organen en zelfs de bloedvaten. Er wordt bij een CT-scan ook vaak gebruik gemaakt van een contrastvloeistof om het e.e.a. duidelijker in beeld te krijgen. De straling van een CT-scan is een stuk sterker dan bij een Röntgenfoto echter nog binnen de normen qua gezondheid. Wel wordt vaak aangeven per jaar maar maximaal 2-3 CT-scan te maken.

We kunnen dus ontzettend veel in kaart brengen. Afhankelijk van onder andere wat er onderzocht moet worden, zal er door de arts gekozen worden voor een bepaalde methode. Röntgen en echografie zijn daarbij goedkoper en het meest toegankelijk en is iets wat de huisarts ook kan aanvragen. Een CT-scan en MRI zijn wat complexere en duurdere onderzoeken en wordt alleen door specialisten aangevraagd.

Maar dat we alles in beeld kunnen brengen, wil helaas niets zeggen over de waarde van het onderzoek. Alleen op basis van pijn is beeldvormend onderzoek vaak niet gerechtvaardigd. Er moet vaak meer aan de hand zijn. Bijvoorbeeld erge uitstraling of zelfs zwakte van spieren in het been of de arm. Het gaat vaak om het totaal plaatje waarmee iemand zich presenteert bij een arts. Want hoe erg een bepaalde rugpijn ook kan zijn, zonder andere tekenen en symptomen is de kans op een serieus probleem heel erg klein en neemt daarmee de waarde van beeldvormend onderzoek drastisch af.

Een schouderklacht die geleidelijk ontstaan is en waarbij er verder geen bijzondere tekenen en symptomen zijn, heeft vaak weinig baat bij een echo. Maar wanneer deze klachten ontstaan zijn door een val of forse ruk aan de schouder, dan kan dit wél zinvol zijn. Zo zal er ook bij een val van mensen boven een bepaalde leeftijd sneller een Röntgenfoto worden gemaakt, omdat de kans op breuken groter is, dan bij een jong en gezond persoon.

En dan is er nog de uitdaging van de interpretatie van het beeld dat is verkregen. Want niet alles wat je ziet is even belangrijke. Belangrijk is dat er gekeken wordt naar wat men ziet en of dat past bij het klinische beeld waarmee iemand zich presenteert. Zo was er eens een patiënt bij ons in de praktijk die uitstralende pijn had in zijn been. Er werd een MRI gemaakt en een hernia gevonden. Echter zat de hernia niet op het niveau wat samenhing met de klachten waarmee de patiënt zich presenteerde. De hernia die men vond, was niet de oorzaak van de pijn in het been.

Regelmatig worden er veranderingen in de rug, nek, schouder en knie gevonden, echter blijkt uit onderzoek dat veel van die veranderingen ook bij mensen voorkomen die helemaal geen klachten hebben. Zo wordt er bijvoorbeeld bij 50% van de dertigers al veranderingen in de lage rug gevonden, zonder klachten. Deze veranderingen kunnen het beste gezien worden als rimpels aan de binnenkant. Dit wil uiteraard niet zeggen dat deze veranderingen nooit klachten geven en daarom is het beeld waarmee iemand zich presenteert ook weer zo belangrijk. Ook wil een verandering niet zeggen dat als deze klachten geeft er dan niets aan te doen is, vaak speelt er veel meer een rol waardoor er klachten zijn ontstaan. Denk hierbij aan voeding, slaap, stress en bewegen.

Al met al moet beeldvormend onderzoek wel overwogen plaatsvinden, want het blijkt uit onderzoek dat het ook niet altijd ‘baat het niet dan schaadt het niet’ is. Zo was er een groep mensen met rugklachten in tweeën verdeeld. Eén groep kreeg een MRI en de andere groep niet. Na twee jaar bleek de groep die een MRI had gehad gemiddeld slechter af te zijn dan de groep die geen MRI had gehad. Dit heeft mogelijk te maken met het feit dat er vaak wel iets gevonden wordt. Wanneer dit niet goed wordt uitgelegd aan de patiënt, kan dit ongemerkt een eigen leven gaan leiden. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld beweegpatronen veranderen waardoor klachten in stand worden gehouden. Mensen die geen weet hebben van eventuele veranderingen zullen dit ook minder waarschijnlijk doen.

Kortom overleg goed met de arts of beeldvormend onderzoek nodig is en meerwaarde geeft. Vraag je arts ook zeker om uitleg waarom bepaald onderzoek geen zin heeft.